TENET 17

Mens

De mens is de bijzondere schepping van God, gemaakt naar Zijn eigen beeld. Hij schiep hen mannelijk en vrouwelijk als het bekronende werk van Zijn schepping. De gave van geslacht maakt dus deel uit van de goedheid van Gods schepping. In het begin was de man onschuldig aan zonde en werd hij door zijn Schepper begiftigd met keuzevrijheid. Door zijn vrije keuze zondigde de mens tegen God en bracht de zonde in het menselijk ras. Door de verleiding van Satan overtrad de mens het bevel van God en viel hij uit zijn oorspronkelijke onschuld, waardoor zijn nageslacht een natuur en een tot zonde geneigde omgeving erfde. Daarom worden ze, zodra ze in staat zijn tot morele actie, overtreders en staan ze onder veroordeling. Alleen de genade van God kan de mens in Zijn heilige gemeenschap brengen en de mens in staat stellen het creatieve doel van God te vervullen. De heiligheid van de menselijke persoonlijkheid blijkt duidelijk uit het feit dat God de mens naar Zijn eigen beeld schiep en dat Christus voor de mens stierf; daarom bezit elke persoon van elk ras volledige waardigheid en verdient hij respect en christelijke liefde.

Genesis 1: 26-30; 2: 5,7,18-22; 3; 9: 6; Psalmen 1; 8: 3-6; 32: 1-5; 51: 5; Jesaja 6: 5; Matteüs 16:26; Romeinen 1:19-32; 3:10-18,23; 5:6,12,19; 6:6; 7:14-25; 8:14-18,29

nl_NLDutch